Taal Lezen en spellen

 

Taal Lees en Spel(ling)


Goed kunnen (begrijpend) lezen en spellen is een voorwaarde voor succesvol leren. Toch kunnen veel kinderen in het begin moeite hebben met het leren lezen en spellen. Als ouder ben je misschien ongerust wanneer de leerkracht aangeeft dat het leren van de letters of het lezen moeite kost. Je vraagt je af of je kind misschien dyslexie heeft, een leerstoornis die blijvende problemen met lezen met zich meebrengt.

Vaak is die angst voorbarig. Moeite met het leren lezen in groep drie is een veelvoorkomend probleem. Meer dan 10% van de kinderen kan het tempo in groep 3 niet helemaal bijhouden omdat zij in hun ontwikkeling misschien nog niet helemaal toe zijn aan het leren lezen en schrijven. Of de manier van aanbieden sluit niet aan bij de onderwijsbehoefte(n) van uw kind. Met extra hulp kunnen zij goed vooruitgaan. De reden waarom leerkrachten de leesontwikkeling goed in de gaten houden is om zo snel mogelijk gerichte hulp te kunnen geven zodat een kind niet achter hoeft te gaan raken. Veel scholen  maken gebruik van het protocol Leesproblemen en Dyslexie.

Wat moet uw kind eigenlijk doen om een woord te kunnen lezen, te kunnen spellen om het uiteindelijk op te kunnen schrijven?
Klankzuivere periode. Eerste helft van groep 3.

Allereerst is het belangrijk om te weten dat er in groep 3 twee hoofdperioden onderscheiden worden. De eerste helft van groep drie is de klankzuivere periode. Elk letterteken (a, o, m) of lettercombinatie (ui, oe) heeft een eigen klank. De klank /eu/  is de klank uit het woord /jeuk/. De klank /eu/  klinkt in het woord /jeuk/  ook echt als een /eu/. In het woord /deur/  klinkt de /eu/ als een /u/ en zal dus in deze periode niet gebruikt worden als woord om de /eu/  klank aan te leren. In deze eerste helft van groep drie worden de letters en klanken aangeleerd waarvan de letter-klankkoppelingen eenduidig zijn, zoals huis en wip, later ook woordjes als /pluk/ en /valt/. Ook leren kinderen in deze periode klankzuivere woorden en zinnetjes te lezen en te schrijven.

Deelvaardigheden van lezen en spellen:

Het woord  m u s    lezen:

  • Visuele analyse.  Een kind kijkt naar het woord en kan drie verschillende lettertekens onderscheiden.  m u s.  Hier gaat het alleen om het goed kunnen registreren van de kenmerken van de letters.

    Het lijkt voor de hand te liggen maar een kind moet een duidelijke werk of leesrichting hebben. Hij moet weten dat je aan de linkerkant begint met het lezen van het woord. En dat je bovenaan de bladzijde begint. Dit is een onderdeel van de leervoorwaarden.

  • Visuele discriminatie. Een kind moet kleine verschillen in letters kunnen zien.

    Een kind moet de kleine verschillen in letters dus goed kunnen zien en goed kunnen waarnemen. Bijvoorbeeld;  groot – groet, veer- weer, zaak – raak, en verschillen tussen de letters zoals; ” d-b, n-u,”  Daarnaast moeten kinderen ook leren dat bijvoorbeeld  de lettertekens ‘u’ en ‘i’  samen de klank ‘ui’ vormen. Bij het woord /muis/ zal een kind dan drie lettertekens moeten kunnen herkennen. /m/  /ui/  /s/.

    Veel kinderen halen in de eerste helft van groep 3 de letters /b/  en /d/  nog door elkaar. Tussen het 6e en 7e jaar is dit nog niets om je zorgen om te maken. Na het 8e jaar kunnen dit signalen van dyslexie zijn.

  • Klank-tekenkoppeling. Het koppelen van de goede klank aan het letterteken.

    Na de visuele analyse en visuele discriminatie, koppelt hij de klanken aan de drie letters  /m/   /u/   /s/.

  • Auditieve synthese. Het samenvoegen van klanken in de goede volgorde.

mmmussss    /mus/  De volgorde van de klanken onderscheidt het woord /mus/  van het woord /sum/.  Dit noemt men de temporele ordewaarneming.

Voordat een kind het woord /muur/ kan spellen en opschrijven moet hij;

  • Het woord horen (of bedenken)   / muur /
  • Auditieve discriminatie. Hierbij moet een kind kleine verschillen in klanken kunnen horen. Sommige medeklinkers lijken erg veel op elkaar, bijvoorbeeld de /s/  en de /z/. Voor veel kinderen is het lastig om deze klanken uit elkaar te houden. Wanneer een kind deze letters allebei als /s/ uitspreekt, zal het ook lastig zijn om verschil tussen deze twee klanken te horen. Het moeilijkst is het onderscheid tussen de /u/ en de /uu/ en tussen de /ui/ en de /eu/.
  • Auditieve analyse. Hierbij moet een kind vast kunnen stellen uit welke klanken het woord bestaat.  /m/  /uu/  /r/.  Hij moet ook hier de klanken in de goede volgorde kunnen onthouden.
  • Klank-tekenkoppeling. Hier moet uw kind de lettertekens kunnen koppelen aan de klanken. Bij de klank /m/ hoort het letterteken /m/, daarna de klank /uu/ en uiteindelijk de /r/. Dan moet een kind ook nog weten hoe hij deze letters goed moet schrijven en moet hij de volgorde ook goed kunnen onthouden. Dan kan een kind het woord /muur/  opschrijven. Ook weer van links naar rechts.
In het eerste halfjaar groep 3 ligt de nadruk op het aanleren van:
  1. Klank-tekenkoppelingen.
  2. Het lezen. De letterkennis en het kunnen ‘hakken’ (analyseren) en ‘plakken’ (synthetiseren) van woorden die nodig zijn om met letters woorden te kunnen maken en deze terug te kunnen lezen.

In januari/februari zijn alle letter-klankkoppelingen behandeld en beheersen de meeste kinderen de basisleesvaardigheid.

Niet klankzuivere periode. Tweede helft groep 3.

Na de eerste periode in groep drie volgt de niet klankzuivere periode. Hier kunnen kinderen niet meer alleen uitgaan van de klanken. Zij leren in deze periode dat woorden er anders uitzien dan zij klinken, of anders geschreven worden dan je ze hoort. Het woord /strand/ klinkt als /strant/. Bij deze, niet klankzuivere, woorden wordt er gebruik gemaakt van categorieën. Om te weten hoe een woord geschreven moet worden wordt er een regel gehanteerd. Als er geen regel is voor een categorie dan wordt een denkwijze geboden om kinderen houvast te bieden om woorden van een categorie te herkennen en goed te lezen of te schrijven. De volgende categorieën komen in deze periode aanbod:

Categorie                                                                                      Voorbeeld             nk                                                                                                       bank                             ng                                                                                                       ring                               -cht                                                                                                    wacht                          eer/eur/oor                                                                                  beer/voor/deur      eeuw/ ieuw                                                                                   sneeuw/ nieuw      -d-t /  p-b                                                                                        pad/pet,  kop/web -pje, -tje, -je                                                                                   boompje, stoeltje  ge-/ be-/ ver-/                                                                              gewoon, bewoon   tweeledige woorden                                                               lopen/ struiken.

Daarnaast leert uw kind woorden te schrijven als ondersteuning van het lezen. In de loop van groep drie zijn kinderen motorisch ver genoeg in hun ontwikkeling om echt te leren schrijven. Het is afhankelijk van school en methode of de kinderen in groep drie los leren schrijven of beginnen met de schrijfletters en al vlot aan elkaar leren schrijven.

In de tweede helft van groep 3 leren de kinderen:
  • Woorden met medeklinkerclusters zoals bijvoorbeeld: ‘troon’, ‘proest’, meerlettergrepige woorden en woorden met een afwijkende spelling bijvoorbeeld woorden die eindigen op ‘-eer’ ‘-oor’ en ‘-eur’ en woorden die eindigen op ‘-eeuw’ en ‘-ieuw’.
  • Zij leren de woorden schrijven als ondersteuning van het leren lezen
  • Nadruk op de leessnelheid, toenemende automatisering van de klank- tekenkoppeling en de woordherkenning.
  • Begint er ook aandacht te komen voor het begrijpend lezen.

In groep 4 wordt de technische leesvaardigheid verder geautomatiseerd. Kinderen lezen de woorden dan niet meer klank voor klank maar via letterclusters of woordbeelden. De aandacht gaat steeds meer naar het leren begrijpen van de inhoud van de teksten. Vlot en goed lezen met expressie ondersteunen het leesbegrip. Zwakke lezers krijgen het in groep 4 moeilijker, omdat teksten langer en ingewikkelder worden (zinslengte en zinsstructuur). Belangrijk is het dan ook om de deelvaardigheden van het lezen en spellen goed in kaart te brengen van een kind. Goede gerichte instructie, oefening en herhaling  is belangrijk.

Het spellen van woorden is lastiger dan het lezen.

Spelling van de woorden en zinnen is ingewikkelder dan het lezen.  Om een woord te kunnen schrijven moeten kinderen in hun hoofd het woord kunnen analyseren (auditieve analyse) daarna de klank en het teken kunnen bedenken, deze in de goede volgorde  kunnen plaatsen, herkennen wat voor woord het is en welke strategie(en) zij moeten toepassen om het uiteindelijk op te kunnen schrijven. Daarnaast moeten zij de letters dus ook goed vorm weten te geven. Dat vraagt veel van het werkgeheugen en “denken” van kinderen. Makkelijke, korte woordjes zoals; /vis/, en /boom/ zijn weer makkelijker dan de langere woorden die geschreven moeten worden.

Spellingregels leren toepassen.

Elk jaar leren zij meer spellingregels en moeten dit ook kunnen toepassen tijdens het schrijven. Om dit goed toe te kunnen passen moet een kind een goed overzicht en inzicht hebben van de regels en afspraken. Er zijn;

  • Regelstrategieën: hierbij leert een kind woorden te spellen met behulp van spellingregels. (Bijvoorbeeld: maan-manen, kip-kippen)
  • Analogiestrategieën: hierbij leert een kind woorden te spellen op basis van gelijkenissen met andere woorden (Bijvoorbeeld: horloge, garage)
  • Luisterstrategieën: hierbij leert een kind woorden te spellen door goed te luisteren welke klanken er in zitten. (Doet een groot beroep op de auditieve analyse en is voor kinderen met spellingproblemen vaak lastig)
  • Weet strategieën: hierbij leert een kind woorden te spellen op basis van inprenting. (Bijvoorbeeld: reis, ijs. Zwaan, zon, )

Vanaf groep 6 komt daar de werkwoordspelling, leestekens en de zinsontleding bij.

Metacognitieve vaardigheden. (De kennis die kinderen hebben over hun eigen denken en leren).

Kinderen moeten zich bewust zijn van de spellingregels en strategieën. Zij moeten dit ook kunnen toepassen tijdens het schrijven van teksten. Voor kinderen die moeite met spelling hebben is het lastig om, in de warboel van allerlei regels, de specifieke spellingmoeilijkheid(en) te herkennen in een woord en zelf tot een goede schrijfwijze te komen. Door het bewust worden en leren herkennen van de spellingregels/denkwijze in een woord en deze vervolgens onder te leren brengen in de juiste categorie, kunnen zij hier de goede schrijfwijze aan koppelen en het woord goed schrijven.

Dit worden metacognitieve vaardigheden genoemd. Het bevorderen van metacognitieve vaardigheden is belangrijk omdat kinderen hierdoor meer controle krijgen over hun eigen leerproces. Hierdoor wordt hun autonomie vergroot en komt dit het zelfvertrouwen ten goede. Voor veel kinderen is het goed om dit weer te geven in één overzicht zodat dit het “denken” en het ontcijferen van de goede schrijfwijze ondersteunt. Het voordoen, vaak herhalen en het denkproces laten benoemen is belangrijk. Uiteindelijk kan een kind dan zonder de visuele ondersteuning de woorden goed schrijven. Het ene kind heeft hier langer behoefte aan dan de ander.


Begrijpend lezen.

Begrijpend luisteren.

Begrijpend lezen is een van de belangrijkste vaardigheden die kinderen zich eigen moeten maken. Het vormt de basis voor het studerend lezen en het verwerken van informatie uit verschillende teksten. Die informatie moeten zij ook weer toepassen in werkstukken, spreekbeurten en proefwerken. Het begrijpend lezen wordt voorafgegaan door begrijpend luisteren in de onderbouw. Door te luisteren naar teksten leren kinderen betekenis te verlenen aan de tekst; zij verbinden aanwezige kennis aan de nieuwe informatie en breiden zo hun kennis verder uit. Om ‘goed begrijpend’ te leren luisteren is het belangrijk dat een leerkracht tijdens het voorlezen zijn/haar eigen denken hardop voor – doet. Tijdens dit, hardop denkend, voorlezen onderbreekt de leerkracht (of ouder/verzorger) het lezen af en toe door hardop denkend te demonsteren welke strategie zij gebruikt om de tekst te begrijpen en hoe hij/zij betekenis verleent aan een tekst.

Woordenschat.

Het interactief voorlezen is ook belangrijk. Hierbij geven de leerkracht en de kinderen samen betekenis aan de tekst. De leerkracht praat over de tekst, spelen stukjes na of tekenen over de tekst. Ook het vooraf bespreken van de achtergrondkennis, de moeilijke woorden of begrippen is belangrijk. Hierdoor vergroot je de woordenschat en kunnen kinderen betekenis geven aan de tekst die zij horen of lezen.

Begrijpend lezen.

Begrijpend luisteren is dus een belangrijke basis voor het begrijpend lezen. Ook een goede technische leesvaardigheid, een rijke woordenschat en kennis en toepassing van (begrijpend)leesstrategieën zijn belangrijk.

Veel kinderen hebben, ondanks een goede technische leesvaardigheid, moeite met het tekstbegrip. Zij vinden het lastig om de belangrijkste zaken uit een tekst te halen en hebben moeite met het doorzien van de opbouw van een tekst. Zij maken te weinig gebruik van de aanwijzingen die de tekst biedt, zoals signaalwoorden die verbanden tussen tekstdelen aangeven.

Een tekst kan op drie manieren worden ingedeeld:

Microniveau. Dit is het inzicht op woord- en zinsniveau. Woordenschat speelt hierbij een belangrijke rol. Wat betekent een woord? Wat bedoelt de schrijver met de zin? Kinderen (ook kinderen die hoofdzakelijk leren via het visuele leerssysteem) missen vaak de uitgebreide woordenschat, waardoor woorden niet aankomen of zelfs worden overgeslagen.

Mesoniveau. Hierbij wordt gekeken naar het juist kunnen combineren van informatie uit verschillende tekstgedeelten, meestal tussen de alinea’s zelf. Dit heeft te maken met het inzicht in de opbouw en structuur van een tekst. Kinderen die visueel ingesteld zijn hebben moeite met dit niveau. Verbanden worden niet ‘gezien’ en relaties niet gelegd. (kinderen die hun informatie vooral visueel-ruimtelijk verwerken hebben hier juist moeite mee)

Macroniveau. Hierbij gaat het om vinden van de hoofdgedachte uit de tekst en het kunnen afleiden van algemene conclusies. De grote lijnen en hoofdgedachte(n) van de tekst.

Bij het Taal Lees Spel Atelier kan ik een diagnostische toets voor begrijpend lezen afnemen. Deze toets geeft informatie over welke vaardigheden en strategieën uw kind al wel beheerst en welke  aandacht nodig hebben. De volgende toets onderdelen worden bekeken:

  1. Tekststructuur: Alinea’s, titel en kopjes.
  2. Voorbereiden op het lezen.
  3. Onbekende moeilijke woorden.
  4. Verwijswoorden.
  5. Signaalwoorden.
  6. Hoofdgedachten en bijzaken.
  7. Controleren leesbegrip en bijstellen van verwachtingen.
  8. Samenvatten.
  9. Informatie integreren. Afleiden van informatie.
  10. Daarnaast kijk ik naar de monitorstrategieën. Dat zijn metacognitieve strategieën die het taakgedrag sturen van een kind. (in hoeverre is een kind bezig met het toepassen van lees- strategieën om de tekst te begrijpen? Heeft een kind bijvoorbeeld door dat hij een woord in de zin niet begrijpt en weet hij dan wat hij kan doen?)

Daarna stel ik een lesprogramma samen vanuit het remediërende programma voor begrijpend lezen. De begrijpend lees teksten van school worden ingezet tijdens de lessen bij het Taal Lees Spel Atelier.

Beter tekstbegrip met de Kleurmethode en conceptmap.

Daarnaast kan ik, als gecertificeerd trainer bij Instituut Kind in Beeld, de kleurmethode aanleren. Kinderen leren om teksten op een gestructureerde manier te analyseren. Een tekst wordt met de ‘kleurmethode’ geanalyseerd op hoofd- en bijzaken en onderliggende verbanden. Op deze manier wordt de opbouw van een tekst visueel gemaakt waardoor verbanden zichtbaar worden en er grip komt op taal. Daarna leren kinderen om de geanalyseerde tekst weer te geven in een conceptmap. Een conceptmap is een gestructureerde Mindmap, waar je direct houvast aan hebt bij het leren en het opzetten van een werkstuk of spreekbeurt. Door de informatie binnen een vast kader te plaatsen ontstaat overzicht. Helemaal als dit met zowel taal (kernwoorden) als beeld (eigen tekeningentjes) gedaan is. Het is een zeer eenvoudig en doeltreffende manier om een talige boodschap om te zetten naar beeld en dus begrip. Daarbij wordt de informatie als vanzelf opgenomen in het lange termijngeheugen. Ook bij de woordenschatuitbreiding maak ik vaak gebruik van deze methode.


Remedial Teaching bij Taal Lees Spel Atelier.

De verschillen tussen kinderen zijn vaak groot en de oorzaak van (begrijpend)lees- en spellingproblemen is niet bij iedereen hetzelfde.  Bij het Taal Lees Spel Atelier bekijk ik afhankelijk van de hulpvraag;
  1. In de eerste instantie uw kind! Wat vindt uw kind leuk om te doen? Wat juist niet. Wat doet uw kind het liefst na schooltijd, op school, etc. Hoe leert uw kind?
  2. De voorwaarden voor het lezen en spellen.
  3. De deelvaardigheden van het lezen en spellen.
  4. Welke leesstrategieën en spellingregels zijn al bekend voor een kind? En past hij/zij dit ook toe tijdens het spellen en (begrijpend) lezen? Door het afnemen van een dictee of diagnostische toets, het na gaan van de fouten en het diagnostisch gesprek, krijg ik een goed beeld.
  5. Omgevingskenmerken. Welke regels zijn er al aangeboden op school en hoe oefenen de kinderen op school? Hoe zie het (begrijpend)- lees en spelling onderwijs eruit?
Uitgangspunten bij de lessen in het Taal Lees Spel Atelier
cropped-Taal-Lees-Spel-Atelier-logo-update-3-JD.png
  • Hoe leert een kind? en wat heeft hij/zij nodig om zich de lesstof van school eigen te maken?
  • Het vergroten van de (begrijpend) lees- en spellingsvaardigheid. Waarbij de lesstof van school aan sluit op de onderwijsbehoeften van uw kind.
  • Nadruk ligt op het herkennen van de (klank) structuur van woorden en het bevorderen van het vloeiend lezen met expressie.
  • Aandacht voor specifieke problemen van uw kind.
  • Vergroten van de leesmotivatie en omgaan met de (begrijpend) lees – en spellingproblemen.
  • Vergroten van de metacognitieve vaardigheden door modeling (het voordoen) herhalen en inoefenen van (begrijpend) lees- en spellingstrategieën, spellingregels of een denkwijze voor het spellen, schrijven en (begrijpend) lezen.

Wilt u meer weten over de manier hoe ik vorm kan geven aan de remedial teaching lessen voor uw kind, voelt u zich dan vrij om contact op te nemen en langs te komen om een indruk te krijgen van de mogelijkheden en materialen die ik kan bieden.

Remedial Teaching en onderwijsondersteuning

Visit Us On TwitterVisit Us On FacebookVisit Us On Pinterest